
Spreekwoorden: (1914)
Smoel hebben op (of in) ietsbelust zijn op iets, er zin aan hebben; er plezier in hebben (zuidndl.). Vgl. zijn mond op iets maken, zijne zinnen op iets zetten. Zie Tuinman I, nal. bl. 8: Hij heeft daar smoel op, dat is, hy watertand daar na, hy heeft daar lust toe; Harreb. II, 277; Handelsblad, 27 D...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778

Spreekwoorden: (1914)
Smoel hebben op (of in) ietsbelust zijn op iets, er zin aan hebben; er plezier in hebben (zuidndl.). Vgl. zijn mond op iets maken, zijne zinnen op iets zetten. Zie Tuinman I, nal. bl. 8: Hij heeft daar smoel op, dat is, hy watertand daar na, hy heeft daar lust toe; Harreb. II, 277; Handelsblad, 27 D...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778
Geen exacte overeenkomst gevonden.